‘Duurzaamheidsdoelen worden gekoppeld aan individuele bedrijfsbelangen’
Met drie particuliere landgoedeigenaren in het oosten van Nederland en betrokken boeren en ondernemers onderzoeken we alternatieven voor de gangbare wijze van landbouw. Daarbij koppelen we duurzaamheidsdoelen aan individuele bedrijfsbelangen.’ Jan-Paul Wagenaar van het Louis Bolk Instituut vertelt over het Soil4U project, onderdeel van het Uitvoeringsprogramma (UP) van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020.
Jan-Paul Wagenaar:
Landgoederen zijn bij uitstek geschikt om met de transitie naar volhoudbare
landbouw te experimenten – eigen foto
Zonder
een gezonde bodem hebben we hier op aarde niets meer te zoeken. En toch staat
wereldwijd de bodem onder zware druk. Niet alleen fysiek lijdt deze onder
uitputting, ook sociaaleconomisch gaat het mis. Bijvoorbeeld door veel te lage
prijzen en dito boereninkomens. Binnen het Uitvoeringsprogramma van het
Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 wordt onderzocht op welke wijze de
transitie naar een vitale en toekomstbestendige bodem mogelijk is. Welke
maatregelen voor de bodemverbetering zijn kansrijk en hoe zijn meer manieren
voor het verduurzamen van de agrarische bedrijfsvoering door te voeren? Om op
die vragen antwoord te vinden hebben RWS/Bodem+, drie landgoedeigenaressen, de
betrokken landbouwers en de provincies Overijssel en Gelderland de handen
ineengeslagen.
Volhoudbare landbouw
Jan-Paul
Wagenaar is vanuit het Louis Bolk Instituut bij het project betrokken. ‘We
onderzoeken hoe een transitie naar volhoudbare landbouw mogelijk is. Landgoederen
zijn bij uitstek geschikt om met zo’n transitie te experimenten. Bij de
betrokken landgoedeigenaressen staan zaken als natuur-inclusieve landbouw,
duurzaamheid, kleinschaligheid en meervoudige waardenvorming voorop. Maar dat
geldt niet alleen voor hen. Ook de boeren, ondernemers, de provincies, de
waterschappen en de overheden hebben een gemeenschappelijk belang bij een
volhoudbare landbouw. Maatregelen die bodemvruchtbaarheid in stand houden of
verbeteren en de opbrengst op peil houden, uitspoeling verminderen en het
waterbergend vermogen verbeteren zijn voor de lange termijn cruciaal’.
Landschapsecologische
Systeemanalyse
Het
ontwikkelen van een gemengd bedrijf op landgoedniveau is een van de kansen op volhoudbare
landbouw die Jan-Paul Wagenaar ziet. ‘Die kans wordt vergroot wanneer
individuele bedrijfsbelangen worden gekoppeld met de kennis die van het gebied
is op te bouwen middels een Landschapsecologische Systeemanalyse (LESA). Een
dergelijke analyse brengt op een gestructureerde wijze in beeld hoe een gebied
functioneert, anno nu zowel als historisch. Hoe is de bodemopbouw, hoe lopen de
grondwaterstromen en dergelijke. Dit geeft inzicht in kansen voor natuurherstel
en -ontwikkeling. ‘Een LESA is specialistenwerk en de resultaten pittige kost
voor de landgoedeigenaren en de boeren. Maar je kunt er veel uithalen met
betrekking tot hoe je de transitie van het landbouwsysteem vorm kan geven. Als
je de resultaten van de LESA begrijpbaar bespreekt en koppelt aan de
individuele duurzaamheidsplannen van de boeren dan levert dat veel inzicht en
mogelijkheden op. De uitkomsten kunnen in een Kanskaart (kijk hier) tastbaar gemaakt worden,
zoals recent in Landgoed Vilsteren is gedaan’.
Besef groeit
Op
de vraag of de betrokken boeren wel bereid zijn om te schakelen naar een minder
intensieve landbouw stelt Jan-Paul Wagenaar dat enerzijds ook bij hen het besef
groeiende is dat er slagen moeten worden gemaakt, en anderzijds dat de
landgoedeigenaren mogelijkheden hebben tot regie. ‘Bijvoorbeeld wanneer een
pachtcontract afloopt. Dan kunnen in een nieuw contract duurzaamheidsplannen
worden gekoppeld aan de pachtvoorwaarden’. Hij signaleert ook andere
perspectieven. Community supported agriculture (CSA) bijvoorbeeld. Gemeenschapslandbouw,
dat vooral in de nabijheid van steden veel potentie heeft. Landgoed Grootstal
bij Nijmegen doet daar al ervaring mee op. Ook op beide andere landgoederen,
Vilsteren en Bingerden, wordt geëxperimenteerd met nieuwe productievormen en
verkoopkanalen, want ook de rol en bijdrage van de consument is essentieel,’
besluit Jan- Paul Wagenaar.