De aantrekkingskracht van bodem vergroten
‘Het
Kennis- en onderwijscentrum bodem en ondergrond voor het hoger onderwijs begint
steeds meer een breed, en goed functionerend netwerk te worden. Dat merk ik
onder andere wanneer ik er de steun kan vinden voor het ontwikkelen van nieuwe
onderwijsmodules’, vertelt Marjon Verhoeven, docent Milieukunde bij Avans
Hogeschool.
Marjon Verhoeven – eigen
foto
OndergrondLAB
‘Het
Kennis- en onderwijscentrum bodem en ondergrond voor het hoger onderwijs (KOBO)
is bij een aantal bijzonder interessante ontwikkelingen betrokken, waar wij bij
Avans zeer in zijn geïnteresseerd. De aansluiting bijvoorbeeld bij het
initiatief van SIKB en SBN om een e-learning platform te starten. Belangrijk
voor de opleidingsinstituten, maar ook voor de markt. Er is een behoorlijk
tekort aan bodemdeskundigen. Soms kom je bijvoorbeeld bij een gemeente een
jurist tegen die bodemgerelateerde dossiers beheerd, zonder over echt
inhoudelijke kennis te beschikken. Of neem het initiatief van KOBO om samen met
de gemeente Rotterdam het succesvolle OndergrondLAB te starten. Dit initiatief
verbindt hogescholen en studenten meerjarig aan concrete opgaven van een regio
of partij. Zo wordt de ontwikkeling van nieuw bodemvakmanschap in het hoger
onderwijs gekoppeld aan de praktijkopgaven van het werkveld. Wij onderzoeken nu
de mogelijkheid iets dergelijks ook in Zuid-Nederland op te gaan zetten’.
Klassieke leergang
Marjon
Verhoeven doceert jaarlijks aan zo’n 50 tot 60 studenten Milieukunde. Binnen
dit curriculum is de kennis over bodem en ondergrond ondergebracht. ‘Deels
wordt daarbij nog een tamelijk klassieke, tamelijk chemische en fysische lijn
gevolgd, met veel aandacht voor geo-hydrologie en het gedrag van stoffen in de
bodem. Studenten werken bijvoorbeeld aan virtueel bodemonderzoek overeenkomstig
de NEN 5740, in samenwerking met Antea Group. Ze leren ook een adviesrapport op
te stellen, heel klantgericht en specifiek op een onderzoek toegesneden’.
De
opleiding wordt Engelstalig aangeboden. ‘Eén derde van de studenten komt uit
het buitenland, deels Europa, deels uit Noord- en Zuid Amerika, Azië en soms
ook uit Afrika. Onze bodemkennis wordt internationaal zeer gewaardeerd’, aldus
Marjon Verhoeven.
Gaandeweg
verandert de opleiding. ‘In het derde jaar is het onderwerp “bodemsanering”
gesneuveld. Dat is toch meer voor een echte bodemdeskundige. Daarvoor in de
plaats komen meer cursussen die gericht zijn op maatschappelijke vraagstukken.
Klimaatadaptatie en de rol voor de bodem daarin, is een van de voorbeelden.
Aandacht voor duurzame energie, voor CO2 opslag, voor verdroging en
dergelijke. Ook aandacht voor de relatie bodem en water, een hot item’.
Verbreding
De
komst van de Omgevingswet heeft op die verbreding en meer integraal te
benaderen items zeker een rol gespeeld, aldus Marjon Verhoeven. ‘Al mijden we
de specifieke juridische onderdelen daarvan, die voor de buitenlandse studenten
te gericht op de Nederlandse situatie zijn. Maar de integrale benadering van
bodemvraagstukken en, meer algemeen, milieuaspecten, is voor hen in hun
thuissituatie zeer wel aansprekend. Zo deed dit jaar een student een
stage-opdracht waarbij Ruimte voor de Rivier naar de Engelse situatie werd
vertaald’.