Meer (ver-)halen uit het verleden
‘Samen
kennis maken’ – een mooie titel voor een onlangs gestart project om archeologen
en natuurwetenschappers meer met elkaar te verbinden. ‘Met innovatieve
technieken is nog veel meer kennis te verzamelen over onze geschiedenis, en
zijn daarover nog veel meer verhalen te vertellen’, aldus Liesbeth Theunissen,
die vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het project begeleid.
Liesbeth Theunissen –
foto Mario van IJzendoorn
European Research
Infrastructure Heritage Science
Liesbeth
Theunissen is specialist in de late prehistorie, de periode 3000 – 1200 v Chr.
‘Als de Romeinen komen haak ik af’, vertelt ze lachend. Van kinds af aan
gefascineerd door het verleden. ‘Struinde over de akkers in de Kempen en vond
een fraaie historische pijpenkop. Samen met mijn vader, heemkundige, zocht ik
uit hoe oud het was en hoe dat daar was terechtgekomen. Na de studie aan de
Universiteit Leiden kon ik terecht bij de voorloper van de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed (RCE), de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.
Naast mijn reguliere werk begeleid ik sinds afgelopen najaar het E-RIHS project
“Samen kennis maken”. E-RIHS staat voor European Research Infrastructure
Heritage Science. Bedoeld om ons cultureel erfgoed op een duurzame manier voor
toekomstige generaties te behouden en toegankelijk te maken. Universiteiten,
overheidsinstellingen, musea en archieven werken nauw samen aan het ontwikkelen
van een kennisinfrastructuur. Het is een Europees project, want het wil de
internationale gemeenschap van erfgoedonderzoekers toegang geven tot de
infrastructuur van internationale laboratoriumfaciliteiten, onderzoekdata en
het netwerk van kennis en expertise. SIKB, in de persoon van Esther Wieringa,
leidt het project’.
Science detectives
‘Hoe
die kennisinfrastructuur eruit gaat zien durf ik nog niet te zeggen’, vervolgt
Theunissen. ‘Het is een model dat dit en volgend jaar gaandeweg vorm zal
krijgen. Dit voorjaar brengen zogenoemde “science detectives” eerst een zo
compleet mogelijk overzicht in beeld van welke natuurwetenschappelijke
technieken relevant zijn voor de archeologie. Ook voeren zij een
behoeftepeiling uit. Dat tezamen moet de aanzet geven tot de nieuwe
kennisinfrastructuur. Wat misschien een digitaal platform kan worden, een
website, database of wellicht iets anders – dat gaat gaandeweg vorm krijgen’.
‘Het gaat erom’, stelt Theunissen vast, ‘dat natuurwetenschappers en
archeologen elkaar veel meer en beter weten te vinden. Elkaars taal leren
spreken. Bèta’s meet alfa’s. Maar ook voor het brede publiek, opdrachtgevers en
andere betrokkenen is dit van grote waarde. Want tal van
natuurwetenschappelijke technieken, en onderzoekers, kunnen bijdragen om de
kennis over onze geschiedenis te vergroten, de verhalen te verdiepen en soms
zelfs tot een tegengesteld inzicht te komen’. Ze noemt onderzoekers als Ineke
Joosten, die met de Scanning Electron Microscope met Energy Dispersive X-Ray
Spectroscopy (SEM-EDX) voor tal van nieuwe inzichten weet te zorgen. ‘Of neem
Lambert van Eijck, werkzaam aan de TU Delft. Onlangs hebben we in de
kernreactor daar paardentuig uit de midden-ijzertijd onderzocht. Het is
fascinerend hoe dat werkt. Onderzoekers als zij kunnen met hun bevindingen de
verhalen over het verleden verrijken, het brengt een nieuwe gelaagdheid, een
nieuw inzicht’. ‘Iedereen’, voegt ze eraan toe, ‘moeten straks met hun vragen
bij die kennisinfrastructuur terecht kunnen. Dat is mijn grote wens voor de
toekomst. Dat het goed laat zien hoe archeologen tot een nieuw inzicht komen,
hoe de verhalen over het verleden vorm krijgen. Het krijgt – in welke vorm dan
ook – een open structuur, voor iedereen toegankelijk’.
Internationaal kader
Theunissen
geeft nog een mooi voorbeeld: een gecombineerd isotopen- en dateringsonderzoek
naar crematieresten gevonden in urnen, uitgevoerd in Vlaanderen. ‘Het blijkt
dat het resten zijn van verschillende individuen, waarvan sommige eeuwen ouder
zijn dan de resten van anderen in dezelfde urn. Het leverde nieuwe verhalen en
nieuwe inzichten op over hoe er destijds met de overledenen werd omgegaan en of
de mensen in een andere streek zijn opgegroeid dan waar ze zijn begraven’.
De
kosten van het project worden gedragen door het ministerie van OCW. Het zijn
gelden die beschikbaar zijn gesteld door de Europese Unie, vertelt Theunissen.
‘Met E-RIHS bereiden we ons voor op uiteindelijk een European Research
Infrastructure Consortium (ERIC). Daarbij richten we ons niet alleen op
archeologie, maar ook op roerend en gebouwd erfgoed.’
Kijk hier voor meer informatie over E-RIHS.
Kijk hier voor meer informatie over ‘Samen kennis maken’.