Regionale kennisnetwerken zijn essentieel, maar steun van het Rijk ontbreekt
In
zeven regio’s loopt sinds een jaar een pilot voor de opbouw van regionale
kennisnetwerken voor bodem, gecoördineerd door de VNG. Het is onderdeel van de
nieuwe interbestuurlijke samenwerking, na afloop van het tweede bodemconvenant
in 2020. Programmamanager Diana van Dorresteijn en de Gelderse projectleider
Annelies de Graaf zien veel kansen en voldoende meerwaarde, maar ook nog
barrières.
Diana van Dorresteijn –
eigen foto / Annelies
de Graaf – foto Esther Wieringa
Zeven pilots gestart
In
opdracht van het Directeurenoverleg Bodem, waaraan I&W, VNG, IPO en UvW
deelnemen, wordt onder aansturing van de VNG
in zeven regio’s regionale schakelfuncties bodem ontwikkeld. Hiermee
moet worden voorzien in de behoefte van gemeenten aan kennis over bodem en
ondergrond voor de verschillende maatschappelijke opgaven, zowel boven als in
de bodem. In september 2021 startte deze pilot in acht regio’s, waarbij Zeeland
snel af moest vallen, vanwege een tekort aan menskracht. Bij de VNG is Diana
van Dorresteijn de projectmanager. Annelies de Graaf is coördinator bij het
Gelders Ondergrond Overleg, dat in de pilot participeert.
Intentie van het Rijk
De
pilots hebben de wind mee. In het Coalitieakkoord kabinet Rutte IV wordt
gesteld dat ‘water en bodem sturend voor de ruimtelijke planning [zijn]’.
Eerder al, in 2021, stelde het Planbureau voor de Leefomgeving: ‘Het bodem- en
watersysteem vormt de randvoorwaarde van een duurzaam omgevingsbeleid en moet
centraal staan bij de aanpak van de grote opgaven voor verstedelijking,
klimaat, natuur, waterbeheer en landbouw’. En nog eerder, in 2020, besloot het
Directeurenoverleg Bodem te komen tot een nationale kennisinfrastructuur met
meerdere regionale kennisnetwerken.
‘Er
is in het afgelopen jaar tijd veel tot stand gekomen’, zegt Diana van
Dorresteijn. ‘Laat ik dat vooropstellen. Tegelijk moeten we ook concluderen dat
van de intentie van het Rijk, om te komen tot een landelijke
kennisinfrastructuur, niet van de grond komt. Al wordt in de begroting van het
Ministerie van IenW voor 2023 een bedrag gereserveerd om deze ambitie waar te
maken. Maar tegelijk zie je dat op de verschillende dossiers, zoals het
interbestuurlijke programma Versterking VTH en het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (van IenW, LNV en BZK), wordt geworsteld met dezelfde vragen:
hoe ga je om met kennis, hoe bouw je daarvoor een infrastructuur. Van enige
integrale aanpak daarin is geen sprake’. ‘Bij onze activiteiten in de regio
proberen we wel die verbindingen te leggen’, geeft Annelies de Graaf aan. ‘Maar
het voert te ver voor ons als bodemnetwerk om in de regio de regie te pakken
voor zo’n integrale aanpak’.
Nationale structuur
ontbreekt
Beiden
verwijzen naar de ‘zes lessen’ die in de zojuist verschenen Mid Term Review
RSP-Programma Bodem, worden getrokken. Zo luidt de zesde les: ‘Bouwen aan
regionale schakels, maar de nationale infrastructuur stokt’. Met als toelichting:
‘Omdat de nationale structuur zich niet in hetzelfde tempo ontwikkelt, zijn er
zorgen dat de regionale kennisschakels straks geen aansluiting vinden. Ook de
afstemming met soortgelijke kennis-initiatieven in het land is zeer wenselijk,
evenals leren van de jarenlange ervaring bij Bodemplus, SIKB en de nationale
kennisinstituten’.
‘Je
kunt, licht Van Dorresteijn toe, wel stellen dat water en bodem sturend moeten
zijn bij alle opgaven die ons fysieke domein raken. Maar dan moet je ook bereid
zijn om samen er de schouders onder te zetten en niet de bal bij de lagere
overheden leggen, die al worstelen met een hoeveelheid van opgaven waarvoor
niet de adequate middelen beschikbaar zijn gesteld’.
Gebrek aan
uitvoeringskracht
De
Graaf signaleert in dat verband ook dat het regionaal aan capaciteit ontbreekt.
‘Dit geldt met name voor de nieuwe thema’s zoals geothermie, bodemenergie,
bodemvitaliteit en waterberging in de bodem. Er is wel enige aanwas vanuit
hogescholen en universiteiten, maar bij veel gemeenten en omgevingsdiensten is
de kennisbasis s onvoldoende om de nieuwe bodemthema’s te betrekken bij de
grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan’.
Dat
wordt ook genoemd in ‘Les 1: Landsdekkende kennisinfrastructuur voor bodem is
erg hard nodig. De grote opgaven in het fysieke domein hebben allemaal de bodem
en de ondergrond nodig. We moeten echter ook constateren dat de basis van
lokale bodemkennis broos is. Dat leidt in potentie tot enorme schadeposten en
projectvertragingen’.
De
Graaf: ‘Het tekort aan kennis en capaciteit bij decentrale overheden kan voor
een deel natuurlijk worden opgevangen door meer data gedreven te gaan werken,
maar het is niet dé oplossing. Slim samenwerken kan ook bijdragen aan de
oplossing’.
Uitblijven van
bestuurlijke afspraken
‘Daar
komt bij’, zegt Van Dorresteijn, ‘dat het uitblijven van bestuurlijke afspraken
over de rijksfinanciering van de bodemtaken ook niet echt helpt. Het risico is
groot dat gemeenten alleen de basistaken bij de omgevingsdienst neerleggen. En
dat deelname aan een schakelpunt voor een omgevingsdienst een extra belasting
wordt, waarvoor geen middelen en mensen zijn’. Als voorbeeld geeft ze de
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Zij zijn één van de trekkers van een
regionale kennisschakel en enthousiast om ook op langere termijn die rol te
vervullen. Maar zonder structurele financiering lukt dat niet. Zij moeten
ruimte krijgen voor versterking van hun eigen kennis en expertise, maar ook
voor samenwerken in de regio rondom gezamenlijke bodemvraagstukken. Daarmee
kunnen ze hoogwaardige specialistische kennis brengen, en participeren in de
ontwikkeling van bredere kennis in gebiedsopgaven’.
Samen de schouders
eronder
Voor
VNG zijn de eerste ervaringen reden om minister van IenW Mark Harbers in een
brief te attenderen op diverse aandachtspunten. Met als belangrijkste notie
‘Wij hebben de overtuiging dat het alleen samen “als één overheid” kan. “Water
en Bodem Sturend” is een belangrijk onderwerp dat alle opgaven in het fysieke
domein raakt. Het is een goede zaak dat het kabinet prioriteit aan water en
bodem geeft. Laten we samen de schouders eronder zetten om zo, net als de
voorgaande eeuwen, ons land opnieuw aan te passen aan het water en de bodem.
Voor de huidige én de volgende generaties.
Dat we keer op keer bewezen hebben dat als volk te kunnen is een
bemoedigend en inspirerend voortuitzicht.’
Voor de regionale
schakelpunten heeft VNG onder meer ter inspiratie ‘hulpbronnen’ ontwikkeld,
waaronder een aantal essays. Die zijn ook interessant voor regio’s die (nog)
niet werken aan regionale kennisnetwerken voor bodem en ondergrond. https://vng.nl/artikelen/essays-voor-kennisnetwerken-bodem-en-ondergrond