Voor de branding van een gebied kunnen archeologen zorgen
‘Bij
de ontwikkeling van een gebied, bijvoorbeeld als nieuwe woonwijk, zoeken
ontwikkelaars altijd naar een wijze van branding. Wij, archeologen, kunnen
daarvoor zorgen. Dankzij onze opgravingen zorgen wij voor een verhaal’, stelt
Eline Jonkergouw vast. Ze benadrukt dit in een pleidooi voor meer wederzijdse
openheid en toegankelijkheid.
Eline Jonkergouw –
eigen foto
Menging van culturen
Van
kinds af aan fascineerde Eline Jonkergouw geschiedenis en archeologie. ‘Vooral
de Romeinse geschiedenis in Nederland’, vertelt ze. ‘Hoe hun eigen boeiende
cultuur zich mengde met die van de bewoners hier in de Lage Landen. Met onze
religie, technieken om onze voeten droog te houden’. Eerst studeerde ze
geschiedenis en daarna rondde ze een tweede studie af, die van archeologie. Via
Vriens Archeo Flex deed ze de eerste werkervaringen op. ‘Het bleek inderdaad
het mooiste beroep ter wereld te zijn. Met de mooiste verhalen’. Maar ze merkte
dat er met die rijkdom weinig werd gedaan. In haar studententijd was ze actief
geworden binnen SAPs, de studententak van de Stichting Archeologie &
Publiek. De stichting wil een platform zijn voor iedereen die zich met de overdracht
van archeologie aan publiek bezig houdt. ‘De kennis en kunde van archeologen is
enorm, maar daar doen wijzelf te weinig mee. We zijn nog altijd te onzichtbaar
voor het grote publiek. Ben ik ergens in een fluorescerende jas aan het werk,
dan denken voorbijgangers dat ik met het riool bezig ben’. Dit gemis aan
kwaliteits (h)erkenning leidde tot een volgende stap in haar carrière, die naar
KIWA, waarmee net een fusie had plaatsgevonden.
Belang van certificatie
Als
auditor bezoekt ze nu archeologische bedrijven die zijn, of willen worden
gecertificeerd. ‘Een kijkje in de keuken, en in het veld, een zeer
aantrekkelijke combinatie’. De certificering is gekoppeld aan het Actorregister
waar archeologen zich sinds 1 juli 2016 kunnen laten registreren als
‘KNA-actor’ [KNA staat voor Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie – red.].
Voor specifieke werkzaamheden in het archeologisch onderzoek is deze
registratie als KNA-actor zelfs verplicht binnen het publiek-private
kwaliteitsstelsel van de archeologie. Het register heeft zojuist een grote slag
gemaakt naar een nieuwe versie, 2.0. Eline was daar nauw bij betrokken. ‘De
nieuwe versie is een stuk toegankelijker voor archeologen. Ze kunnen
bijvoorbeeld zelf hun contactgegevens wijzigen. Dat was erg noodzakelijk, want
er stonden vaak verouderde emailgegevens in. Daardoor kregen archeologen
bijvoorbeeld geen bericht over de noodzakelijke verlening van hun registratie’.
De registratie als KNA-actor vervalt automatisch na vier jaar, tenzij de
archeoloog kan aantonen dat hij/zij aan de ervaringseisen en eisen voor bij- en
nascholing heeft voldaan. Dan kan de registratie met opnieuw vier jaar worden
verlengd. Zo’n gemiste herinnering leidde regelmatig tot grote paniek, zoals
bij een archeoloog die haar vlak voor het interview belde. ‘Opdrachtgevers
of andere belanghebbenden kunnen in het Actorregister Archeologie nagaan of een
specifieke archeoloog heeft voldaan aan de eisen aan kennis en ervaring. Op die
manier is de kwaliteit van de mensen in de archeologie geborgd’, geeft Eline
aan.
Gestroomlijnde
werkprocessen
Bij
haar audits constateert Eline hoezeer certificatie de werkprocessen binnen een
bedrijf stroomlijnen en op een hoger niveau tillen. ‘Natuurlijk kost het tijd
en levert het soms kopzorgen op, maar die blijken uiteindelijk niet op te wegen
tegen de voordelen. De onderlinge samenwerking blijkt bijvoorbeeld altijd te
zijn verbeterd, men springt veel makkelijker voor elkaar in. Ook al heeft
iedereen een eigen specialiteit, de stijl van werken is hetzelfde geworden. Ook
de kwaliteit van de rapportages is enorm omhoog gegaan’ passies, die van de
publieke betrokkenheid bij archeologie. ‘Daarin is nog een wereld te winnen.
Waar archeologen nog te vaak als lastpakken worden beschouwd, als “vertragers”
in een ontwikkelingsproces, moet dat beeld nog verder kantelen. Gemeenten,
ontwikkelaars en dergelijke zouden meer nog dan nu waardering moeten krijgen
voor het werk van de archeoloog. Wat deze ontdekt vertelt een verhaal van het
gebied, haalt dat uit de anonimiteit. Geeft het waarde, een eigen identiteit,
maakt het zo gewilde “branden” een stuk makkelijker en authentieker. Verhalen
die ook voor het brede publiek zo boeiend kunnen zijn. Wanneer er meer breed
gedragen belangstelling ontstaat, komt er hopelijk ook meer tijd, ruimte en
geld vrij voor archeologie.’